Geschreven in opdracht van het Concertgebouw Brugge. Verschenen in de Kleine Anthologie van de lach van de KU Leuven.
Koko De Clown vond alles stom. De bomen waren stom, de parasol was stom, de mensen waren stom, de politieke destabilisatie van het midden-oosten was stom, de ijsjes waren stom, en de zon was stom. Dat vond Koko. En terecht.
Het was een stomme dag. Zo’n dag met een stomme blauwe lucht, stomme mensen die op een stom terrasje stomme drankjes drinken en stomme dingen zeggen en daar dan heel stom veel te luid mee lachen. Zo’n dag waarop er op het plein voor zijn deur een tent werd gezet, en een podium, om een ‘leuk festival’ te houden. Nu trilde zijn koffie in zijn kop van het gedreun van de stomme muziek die ze voor dat stomme festival zaten te testen. Hij zat op zijn vensterbank en zuchtte.
Koko De Clown kon goed zuchten. Hij zuchtte als hij de massa zag drummen. Hij zuchtte als de drummer begon te drummen. Hij zuchtte als dat publiek juichte omdat ze een liedje herkenden. Hij zuchtte als het publiek dat hitje overstemde met zijn gekweel. ‘Als je het goed vindt, zwijg en luister dan!’ Hij zuchtte. Hij kon dat goed.
Koko De Clown kon best grappig zijn. Dat was zijn beroep. Hij was hilarisch, als ze hem betaalden. Maar daarbuiten moesten ze hem gerust laten.
Koko De Clown wou geen clown worden. Hij had een universitair diploma. Hij had een vaste hand, wat een troef was als chirurg. Maar hij vond geen job. Het had blijkbaar iets te maken met die naam. Koko De Clown. En dat ‘De Clown komt zo.’ niet zo bemoedigend klinkt, in een operatiekamer.
Zijn achternaam veranderen, daar dacht Koko niet aan. Zijn vader Reginald had het er bij hem ingeprent. ‘Wij komen uit een roemrijk geslacht. Onze voorvader, Washington De Clown, kreeg zelfs een stad naar zich vernoemd.’
De Clown is nooit dokter geworden. Je weet hoe dat gaat. Vishandel De Vis. Bakker De Backer. Pluimveehouder Kiekens. Soms is er geen ontsnappen aan. Dus werd Koko Clown.
Koko De Clown heeft last van een ochtendhumeur. En het was ochtend. Ik zou het daarop kunnen steken. Maar hij heeft ook een avondsomberte. En ’s middags heeft hij een dipje. Koko De Clown wou altijd dat het een ander moment was. Nu is stom. Maar nu gaat wel over, denkt hij dan. Maar het gaat nooit over.
Koko De Clown was beroemd. En terecht. Koko De Clown was hilarisch. Daar was iedereen het over eens. Het publiek dat al begon te klappen als hij opkwam. ‘Ik deed nog niks. Krijg ik nu al applaus omdat ik kan stappen? Ik ben geen peuter.’ Zijn collega’s, die te luid met zijn grappen lachen. ‘Ze willen gewoon zelf gezien worden.’ De pers, die zijn laatste optreden als ‘historisch’ bestempelde. ‘Historisch? Ik heb niks veranderd aan de wereld. Moest ik eigenhandig voor wereldvrede gezorgd hebben, ja, dan. Dan konden ze dat schrijven.’
Koko De Clown kon best grappig zijn. Dat wou ik toch nog even verduidelijken.
Maar goed, het was een stomme dag, en achter een stom raam zat Koko De Clown. En Koko kreeg telefoon. Hij liep naar zijn telefoon, roepend: ‘Nee, nee, nee!’
Klik.
- Hallo met Koko.
- Ah. Meneer De Clown, u spreekt met Ernst Van Persie van Het Nieuws.
Koko zuchtte.
- We zouden u willen vragen of u op één april het nieuws wil lezen.
- Op één april zei u. Dat is wel een drukke dag voor ons, clowns.
- We zouden het zeer op prijs stellen.
Koko deed alsof hij in zijn agenda keek.
- Hoe laat is dat?
- Om acht uur. Het wordt wereldwijd uitgezonden.
- Goed. Ik zal er zijn.
En Koko was er. In de televisiestudio. En kreeg daar te horen dat ze hem niet gingen betalen. ‘We dachten dat u het vrijwillig deed. U weet wel, wereldwijde bekendheid.’ Koko was er toch. Koko ging lezen. Maar Koko zou niet grappig zijn.
Hij vertelde het nieuws zoals het was. Hoe stom alles was. Hoe stom regeringen waren om zich zo te laten doen. Hoe stom de reden was waarom oorlogen bleven duren. Hij zuchtte bij elke dode. Hij zuchtte bij elk ontslag.
Achter de schermen was er drukte. Kon dit wel? Zo donker, dat hadden ze van Koko niet verwacht. Kijkers begonnen op hun televisie te kloppen, omdat ze dachten dat de kleuren weg bleven. Naarmate de uitzending vorderde, stegen de kijkcijfers. Ze werden hoger dan bij de maanlanding.
En Koko kloeg, en Koko zuchtte.
Mensen zagen hoe verkeerd ze bezig waren, wapens zwegen, regeringen werden gevormd, dictators namen ontslag en het klimaat werd gered. De enige knallen die je nog kon horen waren van ballonnen, champagnekurken en vuurwerk. En de fopsigaar van Koko.
‘Bedankt voor het kijken,’ zuchtte Koko. En achter de schermen klonk gejuich.
De kranten spraken van ‘historisch’. En terecht. Er werd een festival georganiseerd, om de wereldvrede te vieren. Recht voor de deur van Koko De Clown. En hij zat daar, op zijn vensterbank. Te kijken naar die stomme blauwe lucht. Te zuchten om dat stomme publiek. Er was wereldvrede, en Koko zuchtte: ‘Zo bedoelde ik het niet.’